Een groen, gezond, klimaatrobuust en biodivers woongebied
De grote vraag naar woningen staat hoog op de politieke agenda. Met deze woningbouwopgave staan we voor de vraag: wat voor woongebieden willen we eigenlijk realiseren?
Auteur: Eric van der Aa, ecoloog en landschapsarchitect
Willen we binnen bestaand stads- en dorpsgebied zoveel mogelijk verdichten om het groene buitengebied te ontzien? Of is dat groene buitengebied dusdanig uitgewoond door vele decennia van intensieve landbouw, dat we met nieuwe woongebieden veel meer groene kwaliteiten kunnen toevoegen – en tegelijkertijd agrarische gezondheidsrisico’s verkleinen, zoals fijnstof, bestrijdingsmiddelen en zoönosen?
Duurzaam bouwen in harmonie met de natuur
Volgens Rho Adviseurs verdient een gedeeltelijke transitie van agrarisch gebied naar aantrekkelijke groenblauwe woongebieden serieuze overweging. Een dergelijke transitie is uit het oogpunt van woningbehoefte, gezondheid, klimaat en biodiversiteit noodzakelijk en rendabel. Wat is er nodig om dit te realiseren?
De harde grens tussen stad en buitengebied moet daarbij worden losgelaten. Binnen bestaande steden moeten nieuwe groengebieden worden gerealiseerd en rondom de stad nieuwe groene, gezonde woongebieden worden ontwikkeld. Uiteraard is er daarbij geen sprake van ’het volbouwen van het Nederlandse landschap’.
Op slechts 0,8% van ons agrarisch areaal kunnen we een half miljoen woningen bouwen in mooie groenblauwe wijken met 25 woningen per hectare. Hier kunnen we ook veel CO2 vastleggen in bomen en houtbouw en enorm veel biodiversiteit ontwikkelen. Het verlies van 20.000 ha landbouwgrond slaat dan een deukje in onze economie van maximaal 0,012%.
Het combineren van groen, water en wonen biedt meerdere voordelen:
- Groenblauwe woongebieden zijn bijna per definitie biodivers, gezond en klimaatrobuust.
- Groenblauwe aardgasloze woonwijken in plaats van agrarische gebieden leiden tot veel kleinere emissies van stikstof en gifstoffen naar water, bodem en lucht.
- Gezonde, klimaatrobuuste woonwijken leveren grote maatschappelijke besparingen op qua zorgkosten, arbeidsverzuim en beheer van de openbare ruimte: stedelijk groen is effectief tegen hittestress, nodigt uit tot bewegen en ontmoeten en filtert fijnstof uit de lucht. Verder beschermt voldoende stedelijk groen tegen excessen zoals overstromingen of droogte. Ook is minder onderhoud nodig van infrastructuur door minder verharding en minder riolering.
- Bouwen in aangrenzend agrarisch gebied kan ruimte creëren voor vergroening in bestaand dorps- en stedelijk gebied. Deze laatsten worden daarmee ook biodiverser, gezonder en klimaatrobuuster.
- Bouwen in aangrenzend agrarisch gebied vergt uiteraard aandacht en geld voor bereikbaarheid en voorzieningen, maar in bestaand bebouwd gebied zijn die niet per definitie al op orde. Verdere verdichting kan daar juist leiden tot extra congestie en afname van (de bereikbaarheid) van voorzieningen, naast risico’s qua klimaat en gezondheid.
- De kansen qua biodiversiteit zijn enorm: in een gewone Utrechtse stadstuin zijn in 2021 wel 1.518 inheemse soorten waargenomen (op een hectare gangbare landbouw is 150 soorten al heel ambitieus). Inmiddels staat de teller in deze tuin boven de 2000 soorten. Het betreft hier bovendien alleen de bovengrondse biodiversiteit (in Nederland 78% van het totale aantal soorten). In een groene woonwijk is ook deze ondergrondse biodiversiteit vele malen groter dan in een doodgespoten agrarisch perceel. En bedenk welke potenties er mogelijk zijn in nieuwe woongebieden die vanaf het begin ecologisch zijn ingericht en beheerd!
Omgevingswet als katalysator voor groen en gezond wonen
De nieuwe Omgevingswet biedt het instrumentarium voor een dergelijke transitie naar gezonde groenblauwe woongebieden. Gezondheid is immers een belangrijk, nieuw thema in deze wet en heeft vele raakvlakken met groen en water, klimaat en biodiversiteit. Kennis over de samenhang tussen de inrichting van ons leefgebied en het effect daarvan op onze gezondheid is vaak al jaren of zelfs decennia oud. Deze kennis werd tot nu toe echter nooit integraal toegepast in ruimtelijke ordeningsvraagstukken. Onder de Omgevingswet moet dit veranderen. Eindelijk!